Op een mooie, zonnige dag in het voorjaar van 2002 heb ik een afspraak met Mieke Oosterhof en Sietske Wybenga, een krasse en levendige tweeling van in de zeventig die nog net als vroeger sprekend op elkaar lijkt.
Het is de bedoeling herinneringen op te halen aan hun jeugd aan de Oosterstreek, bij het Friese dorpje Noordwolde, waar de twee als Mieke en Sietske Post op 21 augustus 1927 geboren zijn.
Het wordt een lang gesprek, met veel thee en koekjes en een heleboel foto's om het levensverhaal te illustreren. Ook oude liedjes zetten de herinneringen kracht bij want zingen is van jongs af aan de grote hobby geweest van de tweeling. Een leven zonder zingen is voor hen ondenkbaar.
Onderwijl wordt er ook heel veel gelachen. Want één ding is al snel duidelijk: Mieke en Sietske denken met veel warmte en liefde terug aan de jaren dat ze op een boerderij woonden aan het streekje, iets buiten het dorp. |
V.l.n.r.: knecht Jan, Klaas, Heit, Jansje met Trijnie (Zus) op schoot, naaister Jansje, Moeke en Opa van der Walle. Begin jaren 20 bij de oude boerderij. De tweeling was toen nog niet geboren. |
"We komen uit een gezin met tien kinderen", zo begint Sietske het verhaal. "Ik moet daarbij vertellen dat het voor zowel heit als moeke het tweede huwelijk was. Heit was al jong weduwe en moeke was gescheiden en ze zijn toen met elkaar getrouwd."
"Heit had uit zijn eerste huwelijk vijf kinderen: Klaas, Jansje, Geertje, Job en Roelfje.
Moeke bracht uit haar eerste huwelijk een zoon mee: Tjebbe. Samen hebben ze vervolgens nog vier kinderen gekregen: Trijnie (Zus), Wilt en wij tweeën. Wij waren de jongsten." "We waren dus deels halfbroers en halfzusters van elkaar. Er waren drie soorten kinderen. Maar zo hebben we het nooit gevoeld. Er was geen enkel onderscheid tussen ons. We waren allemaal gelijk. We vormden één groot en hecht gezin."
Mieke kan dit alleen maar beamen. |
"Tjebbe heette 'Velthuizen', naar de eerste man van moeke", zo voegt ze er aan toe. "Maar hij was gewoon onze broer, net als de andere.
En Roelfje las ons altijd voor, bijvoorbeeld uit 'Alleen op de wereld'. Maar af en toe moest ze zichzelf onderbreken. 'Nou kan ik niet verder. Nu wordt het me te zielig.' Toen ze wat ouder was, ging ze veel naar de bioscoop en vertelde ons naderhand het verhaal in geuren en kleuren. Roelfje kon echt prachtig vertellen. Je ziet het - we waren allemaal broers en zusters van elkaar." "Natuurlijk is er wel eens wat geweest", vervolgt Sietske. "Maar moeke zei altijd: 'Praat het gelijk uit!' en dat hebben we altijd gedaan. We hebben nooit problemen in de familie gehad."
Op mijn vraag of er thuis Fries werd gesproken wordt ontkennend geantwoord.
"We spraken onder elkaar plat-Weststellingwerfs. Maar we konden het Fries heel best verstaan, hoor. Niemand kon ons een oor aannaaien." |
De poppen van Wilt en Trien, Mieke links en Sietske rechts. |
"Wie de bevalling heeft gedaan toen we werden geboren? Nou, de dorpsdokter. Dokter van der Woude. Auto's waren er toen nog niet, tenminste niet in de buurt waar wij woonden. De dokter reed in een koetsje."
"Het verhaal gaat dat Sietske bij de geboorte zo klein was, dat ze in een klomp paste. Blijkbaar had ik binnen alles opgegeten. Maar in die tijd had je nog geen couveuses. Ze werd gewoon in de wieg gestopt met een aantal warme kruiken."
"Er werd ook verteld dat de dokter best een slokje lustte en onder invloed van drank bij de bevalling heeft geassisteerd. Waar of niet waar - het is met ons allemaal goed gekomen."
De Oosterstreek kan met recht een vruchtbaar gebied worden genoemd. Sietske vertelt dat op een afstand van vijftig meter in die jaren zes tweelingen geboren zijn. Misschien om onderscheid te maken kregen Mieke en Sietske al snel een bijnaam. Als kleine meisjes werden ze 'de poppen van Wilt en Trien' genoemd. |